1. Hoeveel diersoorten moest Noach meenemen?
  2. De relevante bijbelpassages zijn Genesis 6:19–20 en Genesis 7:2–3.
  3. ‘En gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn; Van het gevogelte naar zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om die in het leven te behouden.’ (Genesis 6:19–20)
  4. ‘Van alle rein vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het mannetje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. Ook van het gevogelte des hemels zeven en zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde.’ (Genesis 7:2–3)
  5. In het originele Hebreeuws is het gebruikte woord voor ‘vee’: behemah, wat refereert aan gewervelde landdieren in algemene zin. Het woord voor ‘kruipende dieren’ is remes, wat een aantal verschillende betekenissen heeft in de Schriften, maar hier refereert het waarchijnlijk aan reptielen. [3] Noach hoefde geen zeedieren mee te nemen want deze waren niet noodzakelijkerwijs met uitsterving bedreigd door de vloed. [4] Echter, het onstuimige water zou een massale slachting aanrichten, zoals we zien in de fossielenafzetting, en veel oceaandieren stierven waarschijnlijk ook uit als gevolg van de vloed.
  6. Echter, als God in Zijn wijsheid besloten had om sommige oceaandieren niet te behouden, dan was dat niet Noach zijn zaak. Noach hoefde ook geen planten mee te nemen, aangezien velen zouden kunnen overblijven als zaad en anderen zouden het gered kunnen hebben op matten van drijvende vegetatie.
  7. Veel insecten en andere ongewervelde waren klein genoeg om ook op zulke matten te overleven. De vloed vernietigde alle door hun neus ademende landdieren behalve diegene aan boord van de ark (Genesis 7:22. ) Insecten ademen niet door neusgaten maar maken gebruik van kleine buisjes (tracheolen en tracheeën) die hun toevoer krijgen via openingen (stigma's) in hun uitwendige skelet.
  8. Reine dieren:
  9. De Bijbel-critici zijn evenredig verdeeld over de vraag of het Hebreeuws ‘zeven’ of ‘zeven paar’ van ieder soort rein dier betekend. Woodmorappe kiest voor de laatste om de sceptici zoveel mogelijk tegemoet te komen. Echter het merendeel van de dieren is niet rein, en waren slechts afgevaardigd met twee exemplaren.
  10. De betekenis van de term ‘rein dier’ wordt niet eerder gedefinieerd dan bij de ‘wet van Mozes’. Daar Mozes de samensteller is van het boek Genesis, kunnen we de definities van de wet van Mozes toepassen op de situatie van Noach. We volgen dan het principe dat ‘de Schrift zelf de Schrift interpreteert’. Er worden in feite maar enkele ‘reine’ landdieren genoemd in Leviticus 11 en Deuteronomium 14.
  11. Wat is een type?
  12. God schiep een aantal verschillende diersoorten met veel variatiemogelijkheden binnen zekere grenzen. [5] Anders dan bij mensen, zouden de nakomelingen van die verschillende dieren, vandaag in veel gevallen vertegenwoordigd worden door een grotere groep dan wat we nu een soort noemen.
  13. In de meeste gevallen zullen die soorten die afstammen van een individueel type, nu binnen een groep vallen die moderne taxonomen aanduiden met: geslacht (meervoud: geslachten.)
  14. Een algemene definitie voor een soort luidt:
  15. Een groep van organismen welke onderling vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen, en zich niet voortplanten met andere soorten.
  16. Echter de meeste van deze zogenoemde soorten (zeker alle uitgestorven soorten) zijn niet getest om te zien of ze wel of niet onderling kunnen voortplanten. In feite zijn er niet alleen bekende kruisingen tussen de zogenoemde soorten, maar zijn er veel gevallen van transgeneriek paargedrag, dus het type zou in sommige gevallen op hetzelfde niveau als de familie kunnen staan.
  17. Het identificeren van het type met het geslacht is ook in Schriftuurlijke zin consistent, want die spreekt over het type ( ‘soort/aard’ ) op een manier die de Israëlieten makkelijk konden herkennen zonder de noodzaak voor het testen van reproductieve isolatie.
  18. Paarden, zebra’s en ezels bijvoorbeeld zijn waarschijnlijk afstammelingen van een equine-(paard-achtige) type, want zij kunnen gekruist worden. Hun nakomelingen zijn echter onvruchtbaar. Honden, wolven, coyotes en jakhalzen komen waarchijnlijk van een canine-(hond-achtige) type.
  19. Alle verschillende typen vee (wat de reine dieren zijn) zijn afstammelingen van de Oeros (Aurochs [6] ), dus er waren waarschijnlijk maximaal zeven (of veertien) stuks vee aan boord. De Oerossen op hun beurt, zouden kunnen afstammen van een vee-type waartoe ook de bizon en waterbuffels behoren. We weten dat tijgers en leeuwen onderling nakomelingen kunnen voortbrengen (ook wel ‘lijgers’ genoemd), het is dus waarschijnlijk dat ook zij, van één enkel origineel type afstammen.
  20. Hoeveel dieren?
  21. Woodmorappe komt op een totaal van 8.000 geslachten, inclusief de uitgestorven geslachten. Dit betekent dat er ongeveer 16.000 dieren aan boord moesten. Bij uitgestorven geslachten zien we een tendens bij sommige paleontologen om iedere nieuwe vondst een nieuwe geslachtnaam te geven. Maar dit is nogal willekeurig, waardoor de genoemde aantallen uitgestorven geslachten waarschijnlijk erg overdreven zijn.
  22. Neem bijvoorbeeld de sauropoden. Dit waren de grootste dinosauriërs – de groep van kolossale planteneters zoals de Brachiosaurus, Diplodocus, Apatosaurus, enz.
  23. Er worden nu 87 sauropod-geslachten geopperd waarvan er maar 12 werkelijk erkend en gevestigd zijn, 12 anderen worden beschouwd als redelijk erkend. [7]
  24. De eieren van zelfs de grootste dinosauriërs waren niet groter dan een rugbybal, dus alle jonge dinosauriërs waren tamelijk klein.

 

  1. Dinosauriërs
  2. Een van de standaard vragen is:
  3. ‘Hoe passen al die grote dinosauriërs in de ark?’
  4. Allereerst zijn er van de 668 veronderstelde geslachten slechts 106 die op volgroeide leeftijd meer wogen dan 10 ton.
  5. Ten tweede, zoals hierboven vermeld, is het aantal dinosauriër-geslachten waarschijnlijk erg overdreven. Toch heeft Woodmorappe er voor gekozen om deze aantallen te honoreren ten behoeven van de sceptici.
  6. Ten derde, de Bijbel zegt niet dat de dieren volgroeid moesten zijn. De grootste dieren waren wellicht vertegenwoordigd door ‘tieners’ of misschien nog jongere exemplaren. Volgens de volledig herziene rangschikking van Woodmorappe zou de mediaan-grootte van al deze dieren op de ark in feite overeenkomen met die van een kleine rat, terwijl slechts 11% veel groter dan een schaap geweest zou zijn.
  7. Ziektekiemen
  8. Een ander vermeend probleem wat vaak door atheïsten en evolutionisten naar voren wordt gebracht is de vraag ‘hoe wisten ziektekiemen de vloed te overleven?’ Dit is een toonaangevende vraag – het veronderstelt dat die ziektekiemen net zo gespecialiseerd en effectief zijn als vandaag de dag, zodat alle bewoners van de ark geïnfecteerd zouden zijn met iedere bekende infectieziekte op aarde.
  9. Maar waarschijnlijk waren ziektekiemen vroeger veel sterker, en hebben ze pas tamelijk recent hun eigenschap verloren om te overleven in verschillende gastheren of hun onafhankelijkheid van een gastheer. Feitelijk kunnen veel ziektekiemen ook nu nog overleven in insect bacillendragers of lijken, of in gedroogde of bevroren staat, of door een gastheer gedragen zonder ziekte te veroorzaken. Tenslotte, vermindering van weerstand tegen ziekte is consistent met de algemene degeneratie in het leven sinds de zondeval.

Link van de tekst: www.scheppingofevolutie.nl

Maak jouw eigen website met JouwWeb